Na mijn Heerlense periode solliciteerde ik naar een baan als onderwijzeres in het internaat "Sparrenheide, Driebergen. Dit was een van de vele internaten van Bijzondere Jeugdzorg van het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Onze hoogste baas daar was de heer Schats.

De 'meiden' die in "Sparrenheide" werden opgenomen kwamen hoofdzakelijk uit de grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Leiden), een enkele kwam uit de provincie.

Elke drie maanden kwam er een nieuwe groep van ongeveer 30 meisjes, in de leeftijd van 7 tot 15/16 jaar. De indicatie werd gesteld door de plaatselijke GGD of de Sociale Dienst. Eigenlijk waren die kinderen/jongeren te vergelijken met hen die ik later in de jaren '70 in de Kinder-en Jeugdbescherming in Rotterdam tegenkwam.

Ik gaf les aan twee groepen: de 7-11-jarigen en de 12-16-jarigen. Het onderwijs bestond uit de basisvakken: rekenen en taal, aardijkskunde en geschiedenis. Voor de bioliogieles gingen we het bos in. Naast school werd ik ook ingezet voor andere taken: sport&spel, dans&muziek. Er was van alles te doen.

Eenmaal per drie maanden was er een 'ouderdag'; de kinderen studeerden toneelstukjes in, maakten met onze hulp de toneelkleren zelf en er werd veel gerepeteerd. Op de dag zelf werd de school omgebouwd tot 'eetzaal'.