1959 - ik werd onderwijzeres aan de Koningin Wilhelminaschool. Ik ging dus 'op kamers' zoals dat heet. Mijn klas telde een heleboel kinderen: 20 derdeklassers en 29 vierdeklassers. Omdat onze school in het overwegend Rooms-katholieke zuiden een van de weinige Protestants-christelijke scholen was, kwamen er veel kinderen uit omliggende dorpjes zoals Voerendaal, Heerlerheide, Spekholzerheide, Simpelveld. Ook buiten school was ik veel met kinderen bezig: na schooltijd had ik een blokfluitclubje opgericht, ik gaf gitaarles aan een buurmeisje, van tijd tot tijd gaf ik huiswerkbegeleding, ik was leidster van de padvinderij (welpen)en in Brunssum, waar ik zelf in een koor zong bij de heer Heimplätzer, leidde ik - samen met een vriendin - een kinderkoortje.
Ik was na bijna 4 jaar echt uitgekeken op 'het onderwijs binnen vier muren' en 'elk jaar de geschiedenisles weer beginnen bij Maurits'. Mijn interesse ging meer en meer uit naar de achtergrond van de kinderen en hun gezinnen.
Anecdotisch is wellicht het verhaal van Jet, die ontzettend knoeide en altijd aan het eind van de dag onder de inkt zat. Ik gaf haar een briefje mee waarin ik m'n huisbezoek - zoals geleerd op de kweekschool - aankondigde. De volgende morgen stond haar moeder bij het hek van de school. Toen wist ik genoeg.
Ik vertrok naar Driebergen.